Thema: Spinnen en Webben

Thema coordinator: Alfred den Helen

Sommige spinnensoorten maken geen web om een prooi te vangen, maar gaan overdag actief op zoek, zoals de springspinnen en wolfsspinnen. Andere soorten wachten tot de prooi langskomt. Deze soorten kunnen zich goed verstoppen of verkleuren zelfs totdat ze dezelfde kleur hebben als de achtergrond.

Trechterspinnen leven in gaten in muren, schuttingen of boomschors en maken bij de ingang een trechtervormig ‘web’, bijv de gewone huisspin in gaten in muren.

Er zijn meer spinnensoorten die geen echt maken web maken, maar spinnen een aantal onsamenhangende draden waarmee ze muggen of andere spinnen vangen, zoals trilspinnen. Ook kogelspinnen creëren een willekeurig spinsel van draden over struiken, maar ook zitten ze onder tuinstoelen en -tafeltjes. Deze draden zijn lastig te zien; alleen bij dauw of door de nevel van de plantensproeier worden ze zichtbaar.

De meeste grote spinnensoorten maken ‘echte’ webben, of wel ‘wielwebben’. Deze webben hebben in het midden een opening waar de spin zich doorgaans bevindt. Andere wielwebspinnen, zoals de kruisspin en de venstersectorspin, maken ook prachtige webben. Deze spinnen zitten niet in het web, maar houden zich schuil er schuin boven. Met een speciale gesponnen draad voelen ze of het web beweegt en slaat dan toe.